De huisvesting van scholen staat in Nederland voor grote uitdagingen. Beleidsmatig spelen vraagstukken rondom verouderde gebouwen, verduurzaming en ruimtelijke ordening. Tegelijkertijd ervaren leerlingen en leraren dagelijks de gevolgen van deze problemen in hun klaslokalen.
Veel schoolgebouwen zijn verouderd, slecht geïsoleerd en niet berekend op hedendaagse onderwijsvormen. Dit heeft directe impact op de leeromgeving: lokalen zijn vaak te klein, slecht geventileerd en onvoldoende flexibel ingericht. Voor leraren betekent dit dat zij creatief moeten omgaan met beperkte ruimte, terwijl leerlingen soms in een ongezonde of oncomfortabele omgeving leren. In groeigebieden ontstaan tekorten aan klaslokalen, terwijl krimpregio’s kampen met leegstand en fusies, die de reistijd voor leerlingen verlengen en de binding met de schoolgemeenschap verzwakken.
Vanuit beleidsmatig perspectief komen daar nog de ruimtelijke uitdagingen bij. Gemeenten moeten onderwijsvoorzieningen inpassen in een stedelijk landschap waar de vraag naar woningen, kantoren en infrastructuur groot is. Onderwijshuisvesting krijgt daarbij niet altijd de prioriteit die nodig is. Ook zijn vergunningstrajecten vaak traag en complex, waardoor renovatie en nieuwbouw vertraging oplopen. Tegelijkertijd legt de verduurzamingsopgave vanuit het Klimaatakkoord extra druk op de beschikbare middelen.
Juist daarom is het belangrijk dat beleid en praktijk dichter bij elkaar worden gebracht. Voor gemeenten en schoolbesturen betekent dit dat onderwijshuisvesting structureel moet worden meegenomen in gebiedsontwikkeling en ruimtelijke plannen. Investeringen in duurzame en flexibele gebouwen zijn essentieel om scholen klaar te maken voor de toekomst. Tegelijkertijd is het cruciaal dat er ruimte komt voor maatwerk: scholen moeten sneller kunnen inspelen op groei of krimp, en beter kunnen aansluiten bij hun rol als ontmoetingsplek in de wijk.
Een gezamenlijke langetermijnvisie, waarin rijksoverheid, gemeenten, schoolbesturen en marktpartijen samenwerken, is onmisbaar. Alleen dan kan er een onderwijsinfrastructuur ontstaan die zowel beleidsdoelen – zoals duurzaamheid en efficiënt ruimtegebruik – als praktische behoeften van leerlingen en leraren vervult. Zo wordt de kloof tussen beleid en praktijk verkleind, en kunnen scholen daadwerkelijk een gezonde, veilige en inspirerende omgeving bieden aan toekomstige generaties.